Voor het deeg
Voor de vulling
Voor het suikerglazuur
Verwarm de melk tot ongeveer 43°C en voeg de gist en een theelepel suiker toe. Laat 5 minuten staan tot het mengsel schuimig wordt.
Meng in een grote kom de bloem, suiker, zout, cacaopoeder en rode kleurstof. Voeg het gistmengsel, de zachte boter, het ei en de karnemelk toe.
Mix tot er een zacht deeg ontstaat. Als het deeg te plakkerig is, voeg dan telkens een extra eetlepel bloem toe.
Kneed het deeg 7–8 minuten op een licht bebloemd werkvlak tot het glad en elastisch is.
Leg het deeg in een ingevette kom, dek af met een schone handdoek en laat het ongeveer 1 uur rijzen op een warme plek, tot het deeg in volume verdubbeld is.
Meng ondertussen de bruine suiker, kristalsuiker, cacaopoeder en kaneel in een kleine kom.
Zet de zachte boter apart om later te gebruiken.
Wanneer het deeg gerezen is, druk je het voorzichtig omlaag om de lucht eruit te halen.
Rol het uit tot een rechthoek van ongeveer 30×40 cm op een bebloemd oppervlak.
Bestrijk het deeg gelijkmatig met de zachte boter en strooi daarna het kaneel-suikermengsel erover.
Rol het deeg vanaf de lange zijde strak op tot een rol.
Gebruik een scherp mes of ongeparfumeerde tandfloss om de rol in 12 gelijke plakken te snijden.
Leg de plakken in een ingevette ovenschaal van 23×33 cm, met een beetje ruimte tussen elke rol.
Dek af en laat opnieuw 30–40 minuten rijzen tot ze mooi opgezwollen zijn.
Bak de rollen 20–25 minuten op 175°C tot ze bovenaan goudbruin en gaar zijn.
Klop de poedersuiker, melk en vanille-extract tot een glad glazuur.
Pas de dikte aan door meer melk toe te voegen voor een dunner glazuur of meer suiker voor een dikker resultaat.
Besprenkel de warme cinnamon rolls rijkelijk met het glazuur. Serveer meteen terwijl ze nog warm en zacht zijn.